Het afgelopen jaar hebben vooral vrouwelijke schrijvers van zich laten horen. Opmerkelijk is daarnaast het verrassend sterke werk van enkele debutanten. Veel aandacht gaat uit naar het spanningsveld tussen individu en samenleving en vooral naar de maatschappelijke problemen, zoals de ongebreidelde criminaliteit, waarmee Zuid-Afrika te kampen heeft.
Een kolonie aan de Kaap
400 jaar geleden werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht en 350 jaar zijn er voorbijgegaan sinds Jan van Riebeeck voet aan wal zette aan de Kaap. Het laat zich raden dat de herdenking van beide data enkele gelegenheidswerken zou opleveren. Karel Schoeman, eminent prozaïst en historicus, publiceerde de tweedelige geschiedenis Armosyn van die Kaap. In het eerste deel komt de aanloop tot de oprichting van de bevoorradingspost aan de Kaap aan bod, in het tweede de periode van 1652 tot 1733: de moeizame vestiging en de geleidelijke ontwikkeling tot de Kaapkolonie. Schoeman benadert de geschiedenis vanuit het perspectief van de literator: hij heeft vooral oog voor de mensen die de geschiedenis maken en ondergaan. Centraal staat Armosyn van die Kaap, eerst slavin dan vrije zwarte. Dit omvangrijke, met verve geschreven historische werk leest als een roman.
Daarnaast verscheen Eilande van Dan Sleigh, een turf van een boek en ongetwijfeld de literaire verrassing van het jaar. Ook Sleigh behandelt de eerste decennia van de volksplanting aan de Kaap. In tegenstelling tot het eerder verschenen Pieternella van die Kaap van Dalene Matthee werpt Sleigh geen romantiserende sluier over het verleden. De 7 delen handelen telkens over een ander personage. Ze haken bij elkaar in doordat ze alle te maken hebben met het tragische levensverhaal van Eva-Krotoa, de hottentottin die door Jan van Riebeeck in zijn gezin werd opgenomen en als zijn tolk optrad, en haar dochter Pieternella.
Voor sentiment is er aan de Kaap weinig of geen plaats. De VOC bepaalt ieders leven en welzijn. De Compagnie maakt alles ondergeschikt aan het maken van zoveel mogelijk winst. De onbarmhartigheid waarmee het voetvolk en de Kaapse inboorlingen behandeld worden, laat hierover niet de minste twijfel bestaan. Maar ook de machthebbers, zelfs zij die het goed bedoelen, worden genadeloos door het VOC apparaat vermalen.
Eilande is geen groots opgezet nationalistisch epos waarin het ontstaan van het trotse Afrikanervolk bezongen wordt. Integendeel, de roman focust op de kleine geschiedenis, namelijk dié waarin het individu, zoals een schip op de oceaan, het slachtoffer is van machten waarvan hij nauwelijks iets begrijpt en waarover hij geen controle heeft: hebzucht, onverschilligheid, belangenconflicten, het noodlot en een meedogenloze natuur.
Ondanks alle miserie, of juist daarom, blijft de mens op beterschap hopen. De verzuchting om het Oosten te bereiken, want daar wacht een paradijselijke toekomst, bezielt bijna alle Kaapgangers. De weinigen die er geraken, moeten echter vaststellen dat het paradijs niet bestaat; blijvend geluk is de mens niet beschoren. Sleigh hangt een erg pessimistisch beeld op van het leven. Het verhaal over de blanke vestiging aan de Kaap wordt tot typevoorbeeld van het optreden en het lot van de mens. Eilande ontluistert niet alleen maar is ook een eerbetoon want ondanks de hardnekkige tegenstand en de voortdurende tegenslagen zijn er mensen die blijven streven naar een beter bestaan en onvermoeid ijveren voor een betere wereld.
Eilande krijgt een onstuitbaar momentum omdat de verschillende delen een doorlopend verhaal vertellen. De auteur laat het verleden tot leven komen door de aandacht voor het brede historische raamwerk waarbinnen de personages zich bewegen, voor de ontwikkelingen aan de Kaap en voor het dagelijkse leven in de zeventiende eeuw in al zijn typerende bijzonderheden. Eilande is een krachttoer van een schrijver, die, jammer genoeg, heeft aangegeven dat dit zijn eerste en laatste literaire werk is.
De zin van het leven
Over de betekenis van het leven handelen ook de allegorisch-symbolische werken: Wie is Jan Hoender? van Jeanne Goosen en Gif van Piet van Rooyen.
Wie is Jan Hoender? is een dierenfabel. Jan Hoender is een zonderling die met een groep van 1000 kippen het land afreist en zijn diensten aan de boeren aanbiedt om hun land te bemesten. Ze zijn dan verzekerd van regen en een goede oogst.
Jan Hoender wekt door zijn zonderlinge gedrag de argwaan van de andere boeren op. Hij houdt zich afzijdig van mensen en stelt zich allerlei metafysische vragen. Zijn bespiegelingen leiden niet tot zingeving, integendeel. Hij komt tot het besluit dat ethiek, moraliteit, gerechtigheid en de hoop op een hiernamaals stuk voor stuk waanbeelden zijn die de mens nodig heeft om staande te blijven te midden van een onbarmhartige natuur. Het is allemaal propaganda. De genetische code bepaalt het gedrag van mens en dier. De natuur kent een onverbiddelijke logica waaraan niet te ontkomen valt.
Wie is Jan Hoender? is een beschouwende tekst waarin een veelheid van thema's aangesneden wordt. Het filosoferen neemt echter al te zeer de overhand. Bovendien komen er nogal wat dubbelzinnigheden en tegenspraken voor waardoor niets eenduidig te interpreteren is. De allegorie gaat eraan ten onder.
Met Gif blijft Piet van Rooyen in de sfeer van zijn vorige romans die zich alle in Namibië en Botswana afspelen. De tegenstelling tussen natuur en cultuur is een sleutelgegeven in zijn werk. Voor Van Rooyen is de geciviliseerde mens zijn wortels kwijtgeraakt. Slechts in de natuur - de jacht en de wereld van de bosjesmannen zijn steeds terugkerende motieven - kan hij zichzelf vinden. Van Rooyens werken zijn zoektochten naar de essentie van het leven. Het is in Gif niet anders.
De ik-figuur, Boet Reitz, trekt samen met Frans en Baltur Uys op zoektocht naar een schat diamanten. Ze reizen met enkele helpers per ossewagen dieper en dieper de barre woestijnwereld van Botswana in. Ze moeten allerlei beproevingen trotseren totdat iedereen omkomt.
De trektocht is een queeste naar de heilige graal: de vindplaats van de diamanten is ook de bron van het eeuwige leven. Voor Boet betekenen de ontberingen en de gevaren op de tocht een proces van genadeloze afstroping. Nadat hij afstand heeft gedaan van elke vorm van begeerte kan hij zich met de dood verzoenen. De bosjesmannen bezitten door hun intieme kennis van de natuur van oudsher de levenswijsheid die hen in staat stelt de tegenstrijdigheden van het bestaan te aanvaarden. Het leven is voor hen een eeuwige cirkelgang waarin leven en dood, het goede en het kwade onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Boet moet eerst zoals de bosjesman worden om dit levensinzicht te kunnen verwerven.
Van Rooyen is er voortreffelijk in geslaagd om de natuur en het landschap met een symbolische betekenis te laden. De trek door de barre woestijn, de afdaling in een grot, de beklimming van een heuvel, het duiken in het water van de Okavango zijn organisch in de tocht geïntegreerd. Ondanks de gevaren die Boet moet trotseren ontbreekt het Gif aan spanningskracht omdat de symbolische betekenislaag al te nadrukkelijk aanwezig is. Dit gaat ten koste van de karaktertekening en de verhaaldynamiek.
Somberheid troef
Ook Om te vlerk, de debuutbundel van Nanette van Rooyen, heeft een symbolische inslag. De belangrijkste bindende elementen tussen de eenentwintig korte verhalen zijn de kwetsbaarheid en de weerloosheid van vrouwen en kinderen. Ze zijn de slachtoffers van mannelijke lust, bezitsdrang en ontrouw. Wat hen aangedaan wordt, kunnen ze nauwelijks of niet verwerken zodat ze tot krankzinnigheid gedreven worden of zelfmoord plegen.
De schrijfster roept een primaire wereld op waarin de mens alleen staat te midden van een woeste, lege en ongenaakbare natuur. De emoties zijn rauw en overweldigend; er is geen ratio om op terug te vallen. Het reële en het surreële liggen daardoor in elkaars verlengde. De verhalen worden gedragen door de sfeer die erin gecreëerd wordt. Daarbij spelen vooral vogelbeelden een belangrijke rol. Ze verwijzen naar een bovennatuurlijke dimensie die steeds, meestal dreigend, aanwezig is. Deze dreiging moet ongedaan gemaakt worden. Soms gebeurt dat letterlijk door het uitvoeren van een ritueel. Om te vlerk is een gedreven poging tot bezwering van de duistere kant van het bestaan.
Dat het leven geen bed van rozen is, bevestigt ook de verhalenbundel Reisgenoot van Barbara Fölscher. Een diversiteit aan situaties komt erin aan bod: een oude vrouw die een beroerte krijgt, een herontmoeting met een vroegere minnaar, het doorprikken van een liefdesillusie. Ondanks de kortsluitingen tussen de mensen kan er toch af en toe een klein mirakel gebeuren: een zoon vindt toenadering tot zijn vader, een baby wordt teruggevonden, een man verzoent zich met zijn vrouw. Fölscher schrijft met deernis en begrip over personages in herkenbare situaties. Dat een aantal verhalen geprojecteerd worden tegen de achtergrond van het nieuwe Zuid-Afrika is niet toevallig.
Het mislukte leven en huwelijk van Bas Pretorius en het precaire bestaan van de zwarte Jacoba Afrikaner vormen de twee verhaallijnen van de roman Jacoba Afrikaner van Maretha Martens. Bas en Jacoba leven in hetzelfde dorp ergens in Namibië. Bas Pretorius is een mislukt predikant die nu als journalist de touwtjes aan elkaar probeert te knopen. Zijn huwelijk is verzand en met zijn drie kinderen heeft hij geen goede verstandhouding. Hij wordt zodanig opgeslorpt door zijn eigen beslommeringen dat hij geen oog meer heeft voor zijn gezin. Zelfs voor zijn zoon Hennie die in de grensoorlog vecht en in zijn brieven in scherpe bewoordingen de verontmenselijking van de oorlog aanklaagt, kan hij weinig begrip opbrengen.
Jacoba Afrikaner is een Nama die op de vuilnisbelt van Kupferberg moet zien te overleven. Zij is een slachtoffer van de wetten van de blanke apartheidsstaat omdat ze haar van haar vriend, Tuvahi Kapuuo, gescheiden hebben. Trouwens in de verhalen die zij elkaar vertellen, klinken voortdurend de vernederingen die de zwarten van de blanken moeten verduren door. Als bij toeval kruisen in het slothoofdstuk de wegen van Bas en Jacoba elkaar. Wat Bas voor Jacoba kan betekenen, blijft echter onduidelijk. Krijgt de blanke nu eindelijk hoogte van het lot van de zwarte? Jacoba Afrikaner heeft een te hoog voorspelbaarheidsgehalte en een te losse opbouw om echt te kunnen overtuigen.
De burgeroorlog in Angola tussen het MPLA en de Unita troepen van Jonas Savimbi vormt het onderwerp van Slagoffers van Dine van Zyl. Dat de schrijfster jarenlang documentaire films heeft gemaakt in de oorlogsgebieden van zuidelijk Afrika zal wel niet vreemd zijn aan het feit dat het boek balanceert op de rand van oorlogsreportage en fictie. Het uitgangspunt is trouwens het bezoek van een reportageploeg aan de Unita strijdmachten in Angola in de hoop om Savimbi te interviewen en zo een primeur in de wacht te slepen. Het draait echter anders uit. Omdat Savimbi niet beschikbaar is, gaat Nell, de verteller-filmmaker, noodgedwongen op zoek naar een ander onderwerp voor haar documentaire. Ze vindt dat in een kamp van mutilados, vrouwen die vreselijk mishandeld werden. De getuigenissen van vier van hen vormen het zwaartepunt van Slagoffers. Hun verhalen over de wreedheden die ze hebben ondergaan, bezorgen de verteller een trauma waarvan ze slechts na jaren herstelt.
Toch grijpt dit lijden de lezer niet aan. De opeenstapeling van gruwelijke getuigenissen heeft eerder een afstompende dan een schokkende uitwerking. Bovendien ontbreekt als gevolg van de manier waarop Nell met de mutilados omgaat elke vorm van inleving en medeleven. Het maken van de perfecte opname en het bereiken van het juiste effect zijn haar enige bekommernissen. De mutilados worden gedwongen hun trauma's en leed voor het oog van de camera te etaleren. Zo worden ze opnieuw tot slachtoffers, maar nu van de persoonlijke ambitie van de verteller. Ook vanuit het achternaperspectief waarmee Nell op de gebeurtenissen terugblikt, lijkt ze zich nauwelijks bewust van de uitbuiting van menselijke miserie waaraan ze zich schuldig heeft gemaakt. Voor een oorlogsreporter stelt ze zich daarenboven uiterst naïef op, zowel in haar fanatieke pogingen om enkele Portugese boeken aan een schooltje te bezorgen als in de commentaarloze weergave van de bewering van kapitein Rebello niets van een oorlog tegen vrouwen en kinderen geweten te hebben.
Hoewel Nell nadrukkelijk aangeeft dat zij en haar cameraman, die later zelfmoord zal plegen, zwaar getraumatiseerd werden door hun ervaringen in Angola, mist Slagoffers een emotionele kern. Als factie biedt het boek te weinig feitelijke, betrouwbare en genuanceerde informatie, als fictie ontbreekt doorvoeling en inleving. De lezer kan zich bovendien afvragen waarom de schrijfster haar verhaal niet binnen een Zuid-Afrikaanse context heeft gesitueerd.
Vrouwen zijn ook de slachtoffers in het tweede gedeelte van Brunch met twee, geschreven door Clinton V. du Plessis. Zoals in zijn vorige werk gaat het om miniverhalen met prostitutie en drugs als de belangrijkste ingrediënten. Prostituten zijn gebruiksvoorwerpen die meestal zelfs geen kortstondige bevrediging kunnen schenken en de roes van drugs is uiterst ontnuchterend. Du Plessis roept een desolate wereld op waarin alle waarden zijn weggevallen. Alleen totale vervreemding en volstrekte leegte blijven over. Du Plessis weet in deze miniatuurtjes vlijmscherp de kille naaktheid van het bestaan op te roepen.
Ook de teksten van Peter Snyders, die het eerste gedeelte van Brunch met twee uitmaken, draaien grotendeels om seksualiteit. In tegenstelling tot de benadering van Clinton du Plessis is de aanpak van Snyders ironiserend. Snyders drijft de spot met de betrekkingen tussen de geslachten en zijdelings ook met het nieuwe Zuid-Afrika. Zijn teksten zijn geschreven in een sappig Kaaps Afrikaans waardoor ze een extra pittige dimensie krijgen.
De Zuid-Afrikaanse actualiteit
Merke van die nag is de derde verhalenbundel van Rachelle Greeff. De schrijfster trekt een wijd register open: van het transformatieproces en de toenemende spanningen in het nieuwe Zuid-Afrika over liefde en huwelijk tot een historisch verhaal gesitueerd op het einde van de negentiende eeuw. Het leven tekent vooral de vrouw. Toch wordt er af en toe vertroosting gevonden. Liefde en vriendschap maken het leven draaglijk en soms zelfs bedwelmend. Het zure en het zoete houden elkaar in een wankel evenwicht.
Greeff schetst intimistische portretten van vrouwen. Uit elk verhaal spreekt respect voor het leven dat er zich in ontvouwt, hoe gebrekkig dan ook. De verhalen weten te ontroeren zonder om sentimenteel te raken. Merke van die nag is een sterke bundel van een fijngevoelig schrijfster.
Een aantal verhalen uit Merke van die nag hebben het geweld en de criminaliteit in de Zuid-Afrikaanse samenleving als onderwerp. Het zijn ook de belangrijkste thema's in de verhalenbundel Kruis en dwars, waarin 37 verhalen over het nieuwe Zuid-Afrika zijn opgenomen. Het is beslist geen opwekkende literatuur.
De satirische roman Oemkontoe van die nasie van P.J. Haasbroek heeft ook de actualiteit als vertrekpunt. De schrijver heeft de reputatie van dwarsligger omdat hij zich niet aan politieke correctheid stoort. Oemkontoe van die nasie speelt zich in een nabije toekomst af. Faan Starck, oud-onderwijzer en oud-journalist, belandt in Paarl waar hij in Huis Gavok een kamer huurt. Hij werkt er aan de roman die de lezer in handen heeft.
Faan typeert zijn stijl als tragisch realisme. Op het eerste gezicht lijkt het een verkeerde omschrijving maar de lezer beseft al vlug dat achter de satirische uitvergroting van de realiteit de verloedering van de samenleving reëel en tragisch is. Vooral de politici worden op de korrel genomen. Nieuwe machthebbers zijn aan het bewind gekomen. Wie zich niet aan hun ordewoorden houdt, komt er bekaaid vanaf.
Naast de bijtende commentaar op de maatschappelijke en politieke toestand loopt er door de roman een romantische draad. Persoonlijk geluk lijkt voor Faan niet weggelegd, totdat het lot een gunstige wending neemt. Het einde van de roman lijkt te suggereren dat de liefde het mogelijk maakt de wereld en de politici voor schut te zetten.
De romantitel verwijst naar Umkhonto we Sizwe, of de spies van de natie, de voormalige militaire vleugel van het ANC. Het monument voor het Afrikaans in Paarl wordt door het nieuwe bewind herdoopt tot symbool van de regenboognatie, maar kort daarna in een aanslag opgeblazen. Daarmee lijkt ook het ideaal van een vreedzame, veelkleurige samenleving tot puin herleid. Onderliggend aan Oemkontoe van die nasie is het verlangen naar persoonlijk geluk in een goed georganiseerde maatschappij. Het lijkt een utopie. Het nieuwe en het oude Zuid-Afrika verschillen in dit opzicht niet van elkaar. Het ontbreekt Oemkontoe van die nasie aan slagkracht omdat de satire scherpte mist en niet consequent volgehouden wordt.
Een traan en een lach
Naast Wie is Jan Hoender? verscheen van Jeanne Goosen 'n Pawpaw vir my darling. Ook deze novelle is met een satirisch sausje overgoten. De verteller is Tsjaka, een hond uit Damnville, een deprimerende voorstad van Pretoria, die nauwgezet het doen en laten van zijn baas, Vleis Beeslaer, en van diens disfunctionele familie observeert en becommentarieert. Ook de andere bewoners van de Frik du Preezstraat, honden incluis, ontsnappen niet aan de observatielust van Tsjaka. Vooral de ups en downs van de familie Beeslaer komen uitgebreid ter sprake maar ook hun weinig stichtelijke commentaar op de toestand in Zuid-Afrika wordt onverkort weergegeven. Maar eind goed, al goed.
Goosen schept een hilarisch portret van een gemarginaliseerde familie. Ondanks hun karikaturale trekken, weten de personages toch het hart van de lezer te winnen. 'n Pawpaw vir my darling drijft luchthartig de spot met Zuid-Afrika's problemen. Het hoeft niet altijd al zwaarwichtigheid te zijn wat de klok slaat.
Moer toe die vreemde in, een verzameling reisanekdotes van C. Johan Bakkes, handelt over het lief en het leed waarmee de reiziger op zijn tochten af te rekenen krijgt. Op reis verdwijnt het beschavingsvernis. Leven en dood, liefde en geluk, vriendschap en opoffering krijgen een nieuwe betekenis. Moer toe die vreemde in is een ongekunsteld reisboek dat in zijn pretentieloze charme de lezer van de tragiek en de volheid van het leven laat proeven.
Griet kom weer is het vervolg op Griet skryf 'n sprokie, het grote succeswerk van Marita van der Vyver. De tweede Grietvertelling heeft echter niet de sprankel van de eerste. Het is een doordeweeks liefdesverhaal dat erg vlot geschreven is maar verder weinig om het lijf heeft. De talloze verwijzingen naar Griekse, Latijnse en Germaanse mythen kunnen dat niet verhullen. Van der Vyver slaagt er niet in om de clichés van het genre te overstijgen. Dat was waarschijnlijk ook niet de bedoeling.
Ook in Voorvaders kan vlieg, sê Delores, het debuut van Reinet Nagtegaal, is de Zuid-Afrikaanse realiteit nooit ver weg. In de loop van het verhaal wordt Delores geconfronteerd met de verkrachting van haar moeder, de dood van haar vader en haar eigen stuurloze leven. Bovendien verlangt ze naar haar geliefde die haar vijftien jaar geleden in de steek liet.
Een belangrijke rol is weggelegd voor de voorvader, die als de innerlijke stem van Delores fungeert. Delores is een vat vol tegenstrijdigheden. Ze is tactloos, extrovert en opgewekt maar ook sensitief, teruggetrokken en neerslachtig. Ze voelt met iedereen mee en lijdt zelf ook ernstig aan het leven. Toch is Voorvaders kan vlieg, sê Delores geen somber boek. Het optreden van Delores is volsla gen ontwapenend waardoor de roman uitgroeit tot een ode aan de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Soms komen de gedebiteerde wijsheden nogal ijl of pretentieus over en niet alles houdt steek maar de wervelende vaart waarmee Delores door het leven raast, werkt bijzonder aanstekelijk.
Verder verschenen van J.C. Kannemeyer de lijvige biografie Die goue seun over het leven en het werk van Uys Krige en de bloemlezing Uit die skatkis van die goue seun Uys Krige. Ten slotte is er Briewe uit die lug, een verslag van het grote schrijversberaad dat op Litnet, de belangrijkste website gewijd aan de Zuid-Afrikaanse literatuur, in de tweede helft van 2000 gehouden werd. De bijdragen leveren een veelkantige bezinning van de geletterde gemeenschap over de stand van zaken in Zuid-Afrika.
Maatschappelijke problemen domineren de Zuid-Afrikaanse literatuur. Er is geen ontkomen aan de terreur van de realiteit. Dat als gevolg hiervan ook het leven zelf als problematisch wordt ervaren, is bijna vanzelfsprekend. De mens wordt vooral uitgebeeld als een weerloos slachtoffer van het leven en van zijn omgeving. Toch zijn er een aantal werken die op een positieve noot eindigen. Het is erg betekenisvol dat het geluk dat gevonden wordt zich altijd in de persoonlijke sfeer situeert. De problemen in de Zuid-Afrikaanse samenleving komen als onoplosbaar over.
© Catharina Loader 2001