Hengelo is Afrika. De Afrikaanse literatuur in Nederland in 2009

Dr. Eep Francken

Over Zuid-Afrika wordt in Nederland weer bijzonder veel gepraat - meestal over het komende voetbaltoernooi, de veiligheid voor meereizende supporters van het Nederlands elftal en de kans dat Nederland (“Oranje”) wereldkampioen zal worden. Volgens de beroemde Argentijn Maradona horen wij niet bij de favorieten. Dat is een gelukje, want Nederlandse sportploegen die favoriet zijn, winnen vrijwel nooit.

Ook voor de Afrikaanse literatuur bestaat in Nederland aandacht, al is het minder dan voor het voetballen. Afrikaanse auteurs traden in Nederland op, bij Nederlandse uitgevers verscheen nieuw werk, rond de Afrikaanse literatuur vonden verschillende manifestaties plaats.

De belangrijkste bibliotheek voor Afrikaanse boeken is en blijft die van het Zuid-Afrikahuis aan de Keizersgracht in Amsterdam. Dankzij royale ondersteuning uit Zuid-Afrika, onder meer die van de uitgevers, handhaaft deze bibliotheek haar hoge niveau. Behalve cursussen “Afrikaans voor Nederlandstaligen” en “Nederlands voor Afrikaanstaligen” biedt het Zuid-Afrikahuis ook een leesclub over Afrikaanse literatuur, organiseert het culturele bijeenkomsten van uiteenlopend karakter en geeft het boeken uit.

Op de grens van 2008 en 2009 verscheen bijvoorbeeld de symposiumbundel My ma se ma se ma se ma- Zuid-Afrikaanse families in verhalen. Het gaat hier om lezingen van het symposium Families in Zuid-Afrika, in 2007 gehouden ter gelegenheid van het eerste lustrum van het bijzonder hoogleraarschap Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Redacteuren waren de hoogleraar zelf (Ena Jansen), Riet de Jong-Goossens en Gerrit Olivier. Jansen en Olivier hebben ook een lezing over Afrikaanse literatuur gegeven. Onder de andere bijdragen zijn er drie van Zuid-Afrikaanse schrijfsters: Zoë Wicomb, Maxine Case en Marlene van Niekerk. (124 p., € 10).

De erfgenamen van Elisabeth Eybers hebben kort na haar overlijden de boeken van de dichteres geschonken aan het Zuid-Afrikahuis; de Leidse studenten Nederlands Nels Fahner en Sophie Koelemeij hebben in 2009 veel werk verzet om te komen tot een catalogus van deze privé-bibliotheek, die in het Zuid-Afrikahuis afzonderlijk bewaard wordt.

Op 12 december organiseerde het Zuid-Afrikahuis samen met de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een middag over de feministe, gynaecologe en schrijfster Petronella van Heerden. De belangrijkste spreker was Louise Viljoen van de Universiteit van Stellenbosch, die bezig is aan een biografie van Van Heerden.

Twee Afrikaanse auteurs traden in 2009 in Nederland extra op de voorgrond: Marlene van Niekerk gedurende een groot deel van het jaar, Breyten Breytenbach in de maand juni.

Agaat van Van Niekerk is al een paar jaar een groot succes in Nederland, er zijn tienduizenden exemplaren van verkocht. In 2009 hoorde haar eerste roman, Triomf, tot een reeks van acht romans uit Afrika die voor de zogenaamde leesclub van NRC Handelsblad werden heruitgegeven. Dit betekent dat de boeken goedkoop verkrijgbaar zijn en dat NRC-critici en lezers over die boeken zowel in de krant als op een website een paar weken van gedachten wisselen.

In het najaarssemester was Van Niekerk gastschrijver bij de Leidse universiteit, de tweede Afrikaanse gastschrijver na Etienne van Heerden in 2000. Zij gaf colleges “creatief schrijven” en hield op 15 oktober de traditionele Albert-Verweylezing. Van Niekerk verzorgde onder de titel De vriend een verrassende presentatie met een dramatische toets, waarvan de tekst te vinden is op www.nrcboeken.nl/essay De Universiteit van Tilburg verleende haar op 18 november een eredoctoraat “vanwege haar gehele literaire werk”; een dag eerder was er aan die universiteit over dat werk een congres, waarbij de schrijfster zelf in gesprek ging met Odile Heynders.

Tenslotte verscheen in december bij uitgeverij Querido in Amsterdam ook nog een Van-Niekerk-wereldprimeur. Net als bij de laatste boeken van J.M. Coetzee (voor uitgeverij Cossee) kwam van haar novelle De sneeuwslaper de Nederlandse uitgave eerder uit dan het origineel. De vertaling is van Riet de Jong-Goossens. De uitgeefster omschrijft het werk als: “vier verhalen over de grondslagen van het verhalen vertellen”. (128 p., € 14,95)

De grote verrassing van 2009 kwam zonder twijfel uit Hengelo. In dit industriestadje van 80.000 inwoners, vlakbij de Duitse grens en dus naar Nederlandse begrippen ver van het culturele centrum verwijderd, was men op het geweldige idee gekomen om de grote dichter en beeldend kunstenaar Breyten Breytenbach uit te nodigen ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag.

In de stadsbibliotheek sprak de dichter H.C. ten Berge over Breytenbachs literaire werk, maar overigens had Breytenbach zelf in deze viering het belangrijkste aandeel. Op verschillende plaatsen in de stad waren tentoonstellingen van zijn werk te zien. Onder de titel “Veertien sonnetten voor een engel in Hengelo” had hij een mooie cyclus geschreven die, met illustraties van hemzelf, was aangebracht op veertien muren in de binnenstad. Een andere collectie van een tiental gedichten kon men lezen in de tuin bij een grote kerk - alles bij elkaar dus ruim gelegenheid voor een onvergetelijk Breyten-fietstochtje door Hengelo. Op de avond van 17 juni trad Breytenbach met onder meer Charles-Pierre Naudé en Gert Vlok Nel op in een vol stadstheater.

In de aanloop naar het Hengelose feest was Breytenbach zowel op de Nederlandse televisie als op de radio te horen. Bijzonder was het vraaggesprek van Frénk van der Linden op Radio 2 (“Kunststof”, 12 juni). Behalve over zijn Hengelose “totaalkunstwerk” vertelde Breytenbach hier fijnzinnig en indringend over zijn leven in de gevangenis en over zijn verhouding tot zijn broer, de militair Jan Breytenbach. Tegenover de geboren Hengeloër Wim Boevink van het dagblad Trouw (19 juni) noemde Breytenbach Hengelo tenslotte een soort Afrika: “omdat het bestaat en niemand neemt er notitie van.”

Ook over enkele andere Afrikaanse dichters was er in 2009 Nederlands nieuws. Antjie Krog, een trouwe bezoekster van ons land, trad op in de televisie-uitzending rond de verkiezing van de Dichter des Vaderlands (dat werd Ramsey Nasr), gaf bij de Universiteit Utrecht een Engelse lezing over de Waarheids- en Verzoeningscommissie en speelde ook een voorname rol op de Gedichtendag (29 januari). Samen met Nasr en een aantal andere dichters las zij haar Afrikaanse gedichten voor op het Utrechtse treinstation, met voorsprong het drukste van Nederland. De dichters moesten bij die gelegenheid opboksen tegen alle omroepberichten over komende, gaande en vertraagde treinen die door het station schalden en tot overmaat van ramp viel Krogs microfoon uit. Gelukkig zat er voor haar ook een prettiger kant aan de Gedichtendag: zij was als eerste niet-Nederlandse dichter gevraagd het jaarlijkse gedichtendagbundeltje te schrijven. De titel is: Waar ik jou word. Vertalers zijn Robert Dorsman en Jan van der Haar. De uitgever is Podium, maar het is inmiddels uitverkocht.

Bij de kleine uitgeverij Triggertree in Harderwijk verscheen met Die hand wat ons voed is weg een bundel van twee dichters: de Zuid-Afrikaan Floris Brown en de Nederlander Michel Martinus. Beiden droegen achtentwintig gedichten in hun eigen taal bij. Aan het uiterlijk van deze bundel is bijzondere aandacht besteed. (te bestellen via j.f.leene@solcon.nl).

Van Erika Murray-Theron, van wie in Zuid-Afrika acht romans verschenen maar die in Nederland onbekend was, gaf uitgeverij Ailantus in het najaar van 2009 Tsitsikamma uit, een vertaling van ’n Tapisserie met klein diere door Riet de Jong-Goossens (219 p. € 18,95). Dit boek is onder meer gesignaleerd in het feministische blad Opzij.

In dezelfde periode verscheen bij Meulenhoff de vertaling van de memoires van André Brink (’n Vurk in die pad en A Fork in the Road). De Nederlandse titel is Tweesprong, “uit het Engels en Afrikaans vertaald door Rob van der Veer” (512 p. € 32,50). Op www.boekvertalers.nl geeft Van der Veer een interessante kijk op de specifieke problemen van het vertalen van Brink, die zijn werk immers meestal zowel in het Afrikaans als het Engels schrijft. Hoewel volgens afspraak met Brink de Engelse versie voor alle vertalingen het uitgangspunt vormt, kan Van der Veer het Afrikaans nooit missen, omdat hij Brinks Afrikaans “soepeler en losser” vindt dan zijn Engels. Ook de nauwe verwantschap van het Afrikaans en het Nederlands maakt dat de oplossing voor een Engels vertaalprobleem vaak in de Afrikaanse versie te vinden is. In de reacties in de Nederlandse pers besteedde men overigens aan deze problematiek vrijwel geen aandacht. De Volkskrant plaatste bij de recensie (door Wim Bossema) een grote foto, echter niet van Brink maar van de dichteres Ingrid Jonker. Brinks verhouding met haar staat dan ook in de bespreking centraal (30 oktober).

Tenslotte de kunstenaars die bewijzen dat het Afrikaans ook zonder tussenkomst van een vertaler een Nederlands publiek kan boeien: de dichtende zangers. Ik noemde al Gert Vlok Nel, die ons elk jaar wel een of meer keren met een bezoek vereert en een geestdriftige schare fans heeft. Chris Chameleon trad op bij een plechtige gelegenheid in ons Nationaal Archief (vroeger het Rijksarchief) in Den Haag. Tussen midden november en midden december gaf Amanda Strydom, onder de titel “Kerse teen die donker”, hier een twintigtal concerten. In de oudste schouwburg van Nederland, die van Leiden, kreeg zij de grote zaal doodstil. Wordt Nel dikwijls “de Zuid-Afrikaanse Bob Dylan” genoemd, in de reacties op Strydom vergelijkt men haar met de Franstalige Vlaming Jacques Brel. Die vergelijkingen zijn complimenteus bedoeld, maar een heel belangrijke factor voor beider succes bij een Nederlands publiek verdwijnt ermee uit het zicht: het Afrikaans en hun beider hantering van die taal.

 

Ook gepubliseer as: "Hengelo is Afrika. De Afrikaanse literatuur in Nederland in 2009" in: Tydskrif vir Geesteswetenskappe 50 (2010) nommer 1 (Maart) pp 137-139.

 

Gepubliseer op Afrikaans in Europa:  Mei 2012

© Catharina Loader 2001