De weerbarstigheid van het bestaan: over het Afrikaanse proza van 2007

Het Afrikaanse proza van 2007 confronteert de lezer met vragen naar de zin van het leven, de ware aard van de mens, de basis van menselijke verhoudingen, de plaats van de schrijver in de maatschappij. Sociale en politieke problemen zijn naar de achtergrond verwezen. De schrijvers hebben beslist geen roze bril opgezet. De wereld is geen pretpark en de mens geen wonderbaarlijke schepping. Slechts af en toe breekt een straaltje hoop door.

Een hoop ellende

Siegfried, de eerste roman van Willem Anker die eerder als toneelschrijver naam maakte, heeft uiteraard Siegfried als hoofdpersonage. Siegfried is mentaal gehandicapt. Zijn problemen beginnen met de dood van zijn vader op hun schamele boerderij in de Karoo. Hij moet nu op zoek naar zijn oom Bert Fischer in Kaapstad. Willem Smet die ook op de boerderij woont en een mislukt schrijver is, begeleidt hem op zijn zoektocht. Hun reis wordt een hellevaart, met de schokkende circusvoorstelling van Georg Fafnir, waarin Siegfried gedwongen wordt de rol van Franciscus te spelen, als trieste climax. Fafnir wil met zijn vertoning aan de toeschouwers duidelijk maken hoe wanstaltig en onmenselijk de mens en hoe waanzinnig, zinloos en dus hoe onleefbaar het leven is. Alleen een aberratie zoals Siegfried kan nog een onschuldig bestaan leiden juist omdat hij de betekenisloosheid en de monsterlijkheid van de wereld niet beseft. Siegfried heeft zijn oeronschuld bewaard in tegenstelling tot de ‘normale’ mensen die Siegfried op zijn weg ontmoet. Zij zijn de echte monsters en worden ook zo geportretteerd.

Siegfried is een anti-mythe. De roman verwoordt de existentiële crisis waarin de hedendaagse mens zich bevindt. In de tekst liggen talrijke intertekstuele verwijzingen ingebed. Ook de functie van kunst komt expliciet ter sprake. Het is de taak van de kunstenaar om de lezer met zijn groteske en huiveringwekkende visie van de mens en de wereld te confronteren. Omdat kunstwerken de onverkwikkelijke en onverbiddelijke werkelijkheid weergeven, zijn ze, in de woorden van N.P. van Wyk Louw, boos. Siegfried is een hallucinante en donkere roman.

Dat is ook Die donker god van Fransi Phillips. Waar Siegfried een anti-mythe is, kan Die donker god als een anti-sprookje gekarakteriseerd worden. Het verhaal gaat over de liefdesverhouding tussen Alex, de donkere god en sterrenkundige, en Pippa, een kunststudente. Ze zijn volledig in de ban van elkaar en ervaren een onweerstaanbare erotische aantrekkingskracht. De erotiek opent voor hen de poorten tot het paradijs. Hun verhouding heeft echter een schaduwkant omdat Alex bijzonder bezittelijk is en Pippa absoluut geen vrijheid gunt. Hij wil haar alleen voor zichzelf. Soms geeft hij in een gewelddadige woedebui uiting aan zijn frustratie. Alex is als de vacuüms die hij als sterrenkundige bestudeert: hij trekt alles naar zich toe, zonder om zelf iets prijs te geven. Alex en Pippa verzoenen zich steeds opnieuw met elkaar totdat Pippa haar breekpunt bereikt. De menselijke natuur maakt liefde en geluk onmogelijk.

Die donker god is een bezinning over de drijfveren van de mens in het aanknopen van relaties. Liefde en wreedheid liggen in elkaars verlengde. Dat heeft alles te maken met de ondergrond waarop elke liefdesverhouding gebouwd is. De liefde en de erotische beleving ervan dienen om de angst voor het niet te bezweren. Daardoor houdt de liefde onvermijdelijk de kiemen van haar eigen ondergang in namelijk de drang om exclusief te bezitten en de vrees om verlaten te worden. De liefde wordt al te veeleisend en beklemmend. De pogingen van de mens om in een liefdesrelatie de angst voor het niet tegen te gaan, kunnen slechts uitmonden in de bevestiging ervan. Vandaar het permanente gevoel van existentiële verlatenheid en het melancholische verlangen naar een harmonieuze toestand zoals de vrucht die in de moederschoot ervaart.

De roman is opgebouwd uit 216 kortere scènes. Ze beschrijven taferelen uit het huwelijksleven. Alex en Pippa leven in een cocon. Met de buitenwereld hebben ze haast geen contact. Die donker god is geen realistisch werk maar vindt aansluiting bij het symbolistische oeuvre van Maurice Maeterlinck waarmee het voortdurend in dialoog treedt - specifiek met diens Pelléas et Mélisande - en bij de feeërieke sfeer van de verhalen van duizend en één nacht. Die donker god is niet naar het leven getekend, integendeel.

De intertekstuele verwijzingen en de niet-realistische setting vestigen de aandacht op algemene, bovenindividuele patronen. Het gaat voor Fransi Phillips niet over een specifieke liefdesverhouding maar over het patroon dat eigen is aan alle liefdesrelaties. Phillips wijst erop dat alle liefdesverhoudingen ingegeven zijn door dezelfde drijfveren en een identiek verloop kennen. Dat kan niet anders omdat ze uit dezelfde existentiële behoefte ontstaan.

In Die donker god is er geen plaats voor oplaaiende conflicten en passionele uitbarstingen. Intieme inleving moet plaats ruimen voor afstandelijke, onderkoelde beschrijving. Ook deze roman speelt in op het thema van het kunstenaarschap. Die donker god schetst, zoals Siegfried, een bijzonder somber beeld van de mens, van liefdesverhoudingen en van het leven. Die donker god is een compromisloze roman die genadeloos afrekent met het sprookje van de romantische liefde.

Die val van die dice, de tweede roman van Pat Stamatélos, gaat ook over de liefde. De roman begint waar haar verrassende eersteling Kroes eindigde. Beide romans hebben hetzelfde hoofdpersonage, Pattie Peters. Het leven van Pattie is een treurmare. Na de dood van haar Griekse verloofde Laki, trouwt ze met diens broer, steevast ‘die man’ genoemd. Haar huwelijk is uitermate ongelukkig. Haar man terroriseert haar en hun vier kinderen. Hij geeft hen geen vrijheid, geen geld en allerminst liefde. Pattie raakt zo desperaat dat ze een appartementje huurt maar ze kan de moed niet opbrengen, omwille van haar kinderen, om haar man te verlaten. Het is niet verwonderlijk dat ze zelfmoord overweegt. Als haar man begint te vermoeden dat ze geen blanke maar een van oorsprong bruine vrouw is, kent zijn misprijzen voor Pattie geen grenzen meer. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Pattie. Alleen in het laatste hoofdstuk komt haar dochter Soela aan het woord. Er blijkt dan toch een klein beetje rechtvaardigheid in de wereld te zijn.

Die val van die dice bereikt geen hoog literair niveau. Daar kunnen zelfs de verwijzingen naar de kleurproblematiek niets aan verhelpen. De schrijfster is er niet in geslaagd haar verhaal over een verzuurde liefdesverhouding uit te diepen en er een meerwaarde aan te geven. Het blijft steken in de clichés en in de melodramatiek.

In de marginaliteit

Ook voor het hoofdpersonage uit EKM Dido’s jongste roman ’n Ander ek is het leven één brok bittere ellende. Egidius Papier ontwaakt na maanden uit een coma. Ze lijdt aan geheugenverlies en weet niet meer wie ze is. Ze moet op eigen houtje proberen haar leven te reconstrueren, want haar man heeft haar niet kunnen opsporen. Het is een moeizaam proces omdat ze willens nillens geconfronteerd wordt met de gruwelijke incidenten die haar coma veroorzaakten. Als ze voldoende hersteld is, wordt ze door het hospitaal doorverwezen naar een opvanghuis voor daklozen in Kaapstad. Daar begint haar leven als bergie, de benaming voor een dakloze in Kaapstad. Na verloop van tijd trekt de sluier over haar verleden en identiteit op maar daarmee zijn haar problemen niet opgelost.

De focus van de roman valt op Egidius Papier en haar moeizame strijd om haar leven terug op te bouwen. Het optreden van de hoofdfiguur is een les in moed en doorzettingsvermogen. Gelukkig is haar geloof een bron van troost en kan ze rekenen op de hulp van een aantal barmhartige Samaritanen en hulpvaardige lotgenoten. Hun optreden staat in scherp contrast met de genadeloze wreedaardigheid van haar overvallers en de bitsigheid waarmee de overlevingsstrijd door sommige bergies gevoerd wordt.

De vraag wat er met Egidius Papier gebeurd is en nog zal gebeuren moet de aandacht van de lezer gaande houden. De spanningsboog die op deze manier gecreëerd wordt, kan de roman echter onvoldoende onderstutting bieden. Aan de verhaalgebeurtenissen wordt te weinig diepgang verleend en de personages – en er zijn er nogal wat - komen onvoldoende tot hun recht zodat ze geloofwaardigheid missen. ’n Ander ek is een lekkerleesboek met een positieve boodschap maar niet meer dan dat.

Ook 2 dae in Mei, de jongste roman van Jaco Fouché, is gesitueerd in een marginaal milieu. Elna, haar dochter Ina, Jim de vriend van Ina en Robert zijn de belangrijkste personages. In de verschillende hoofdstukken valt de focus telkens op een ander personage. Alle hoofdpersonages, uitgezonderd Ina, zijn lid van een Alcoholics Anonymous groep. Zowel Elna als Robert hebben de drank al een hele tijd laten staan. Jim is daar nog niet in geslaagd. Door hun drankprobleem zijn ze aan lager wal geraakt. Het leven heeft hen slechte kaarten bedeeld. Ze stellen zich ten opzichte van de buitenwereld doorgaans erg terughoudend, zelfs defensief op, uit vrees nieuwe ontgoochelingen op te lopen en kunnen met moeite de touwtjes aan elkaar knopen.

Toch is het niet al uitzichtloosheid dat troef is. De hoofdfiguren hebben vrede gemaakt met zichzelf en zijn in het reine gekomen met hun verleden. Ze trekken zich op aan de discipline die ze hebben kunnen opbrengen om hun drankprobleem te overwinnen. Ze aanvaarden met gelatenheid het leven zoals het is; ze koesteren geen grote verwachtingen meer en zijn tevreden met wat ze hebben. Ze beseffen dat het leven hen nooit naar een veilige, beschutte haven zal loodsen. Dat On the road van Jack Kerouac als een belangrijke intertekst fungeert, is geen toeval. Ze proberen bovendien elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen, ze verstaan immers elkaars zwakheden. Op deze manier kunnen ze elkaar toch weer een beetje heel maken. Dit onbaatzuchtig uitreiken naar de ander geeft aan 2 dae in Mei soms een sprookjesachtige kwaliteit.

Jaco Fouché weet de underdogs in de maatschappij bijzonder raak te typeren. Zijn roman is een slice of life, een momentopname die illustratief aangeeft hoe het leven van deze marginalen verloopt en hoe het verder zal evolueren. 2 dae in Mei is een aandoenlijk miniatuurtje zonder om een hoogvlieger te zijn.

Ook in Harry Kalmers roman met de intrigerende titel En die lekkerste deel van dood wees, waarmee hij de tweede plaats won in de ‘Sanlam/Insig Groot Romankompetisie’, komen de perspectieven van verschillende personages aan bod. Vier behoren tot dezelfde familie, de vijfde is de moordenaar van Magdalena Otto.

Eerst komt Magdalena Otto aan het woord via de brieven die ze richt tot het dak van het huis van de buren. Daarna volgen uittreksels uit het dagboek van Camilla Otto. Vervolgens volgt de transcriptie, op basis van een cassette-opname die hij naar de politie stuurde, van de bekentenis van de moordenaar van Magdalena. Van Kobus/Jack, de zoon van Magdalena, zijn de niet verzonden brieven die hij jaarlijks op haar verjaardag aan zijn dochter Camilla schreef, opgenomen. Ten slotte neemt Isak, de overleden man van Magdalena het woord. Hij blijkt de alwetende geest te zijn die verantwoordelijk is voor de opzet van het boek. Hij laat zijn licht op de voorafgaande gedeelten schijnen.

In de verschillende verhaalgedeelten komen aspecten van de onderlinge relaties tussen de hoofdpersonages ter sprake. Alleen de belijdenis van de moordenaar, Basil Apolis, valt enigszins buiten dit bestek. Hij beschrijft hoe zijn leven verlopen is. De moord op Magdalena Otto is een ongelukkig voorval dat hij voor de rest van zijn leven met zich mee zal dragen en waarvoor hij zal moeten boeten. Basil Apolis heeft het niet gemakkelijk gehad. In een grote mate hebben de wispelturigheden van het lot zijn levensweg bepaald.

Dat is voor de andere personages niet echt anders. Iedereen volgt de weg die voor hem uitgestippeld is en doet wat hij denkt te moeten doen. Iedereen beschikt over een ingebouwd gps-systeem dat de levensweg aangeeft. Omstandigheden en toeval spelen daarbij een grote rol. De medemensen, zelfs de personen met wie men het intiemst samenleeft, zijn in wezen onkenbaar. Ze worden verkeerd begrepen omdat men hun drijfveren niet kent. Situaties worden fout geïnterpreteerd of ingeschat. Maar uiteindelijk keert alles zich toch min of meer ten goede en krijgt iedereen het loon dat of de straf die hij of zij verdient.

En die lekkerste deel van dood wees is een feelgood verhaal. Harry Kalmer heeft een vlotte pen. Een al te vruchtbare verbeelding, zoals een oudere vrouw die brieven aan het dak van het huis van de buren schrijft of een dode die als ghostwriter fungeert, komt de inleving in zijn roman echter niet ten goede. De literaire vondst of het literaire hoogstandje wordt te veel een doel op zich.

Feelgood romans zijn ook Vuil skottelgoed van Derick Muller en Hemelhel van Martinus De Beer. Ze horen beide tot de categorie van crossovers, literaire werken die zowel volwassenen als rijpere tieners als doelpubliek hebben. Vuil skottelgoed was de winnaar van de ‘Ek is ’n skrywer!-kompetisie’ terwijl Hemelhel tot de finale van dezelfde competitie wist door te dringen. In beide romans weten de jeugdige hoofdpersonages na een zware crisis weer orde op zaken te stellen. Beide romans zijn zo onovertuigend, clichématig en voorspelbaar dat het lezen ervan een totaal overbodige inspanning is. Soms is het behalen van een prijs of een accolade in een literaire competitie geen garantie voor literaire degelijkheid, laat staan kwaliteit.

 

Aandacht voor de Zuid-Afrikaanse realiteit

Terwijl de Zuid-Afrikaanse realiteit weinig of niet aan bod komt in de ernstige literatuur is dat wel het geval in het genre van de thriller. Nasleep, de eersteling van Carel van der Merwe, gaat over de gevolgen van de apartheid. Als agent van de militaire intelligentiedienst was Paul du Toit betrokken bij een aanslag met dodelijke afloop. Voor dit voorval moet hij nu bij de Waarheids- en Verzoeningscommissie om amnestie aanzoek doen. Nasleep beschrijft wat er in het verleden is gebeurd via de letterlijke weergave van het getuigenis van Paul. Daarnaast wordt verslag gedaan van de persoonlijke gevolgen voor Paul van zijn getuigenis.

In de roman wordt langzaam de sluier over het verleden gelicht. Nasleep is een geslaagd spanningsverhaal, zonder hoogdravende literaire pretenties maar ook niet zonder enige ambitie. De roman brengt de problematiek van het hedendaagse Zuid-Afrika in kaart. Paul wordt tot het symbool van de generatie Afrikaners die gevochten heeft in de zogenaamde grensoorlog, die geïndoctrineerd en gemanipuleerd werd door de oudere generatie en die uiteindelijk afstand heeft genomen van het verleden. Het nieuwe Zuid-Afrika laat aan deze ontwortelde groep geen andere keuze. Ze moet op zoek naar een nieuwe identiteit en andere waarden. Dat loopt uiteraard niet van een leien dakje omdat ook de regenboognatie niet in een handomdraai in een multicultureel paradijs is veranderd.

Dezelfde problematiek is aan de orde in Die jakkalssomer van Dirk Jordaan, ook een debuutroman. Veel meer dan Nasleep is Die jakkalssomer een whodunit. De Villiers Pelser, een politiekapitein, raakt betrokken bij een moordzaak in de Oost-Kaap, die dateert uit de overgangsperiode naar een meerderheidsregering. Het spoor leidt naar een zwaargewicht in het ANC. Ook in deze roman gaat het om het afzweren van het verleden. Andere keuzes moeten door de Afrikaner worden gemaakt. Dit spanningsverhaal situeert het verhaalgebeuren tegen de achtergrond van het huidige transformatieproces. Het is vlot geschreven, spannend en actueel.

De jongste roman van Etienne van Heerden, Asbesmiddag, handelt niet en toch ook wel over de Zuid-Afrikaanse realiteit. Het is een schrijversroman met Sebastiaan Graaff, een romanschrijver, in de hoofdrol. Hij woont op Stellenbosch en doceert aan de Universiteit van Kaapstad. Hij heeft onlangs een roman gepubliceerd en zou aan een volgende moeten beginnen. Dat is geen sinecure. De roman beschrijft het doen en laten van Sebastiaan Graaff en vooral zijn inspanningen om een nieuwe inspiratiebron aan te boren. Centraal staat daarbij het kapsalon van Giuseppe Giualini op Stellenbosch. Daar kan de schrijver tot rust komen, dankzij de hoofdmassages van Sylvia en daar ontmoet hij op de ‘asbesmiddag’ de magnaat, de aanzet tot het verdere verhaalverloop.

Asbesmiddag behandelt de plaats en de taak van de schrijver in de post-apartheid samenleving. Daarbij wordt ingegaan op de functie van de schrijver binnen de maatschappij, de inspiratiebronnen voor zijn werk en de noodzaak om zich al dan niet aan te passen aan de technologische revolutie en de verschuivende maatschappelijke normen. Eenvoudige of eenduidige antwoorden worden er niet verschaft. Sebastiaan Graaff laat zich niet zomaar op sleeptouw nemen door de nieuwste rages. Hij blijkt nog een schrijver van de oude stempel te zijn die een eerder romantische visie op het schrijverschap koestert. De conclusie dat in het literaire werk werkelijkheid en verbeelding hand in hand gaan, is een evidentie op zich. Toch is de ontknoping heel wat dubbelzinniger dan ze op het eerste gezicht lijkt te zijn.

Asbesmiddag zelf is een mengeling van fictie en realiteit. De schrijver Sebastiaan Graaff lijkt nogal wat gemeenschappelijk te hebben met de schrijver Etienne van Heerden, maar toch zijn ze niet identiek. Zo zijn er elementen uit de jeugd van Sebastiaan Graaff die samenvallen met de autobiografie van Etienne van Heerden maar andere helemaal niet. Hetzelfde geldt voor de verwijzingen naar de mastercursus in creatief schrijven die Graaff aan de Universiteit van Kaapstad aanbiedt of naar de nieuwe gecommercialiseerde universiteitscultuur. De roman plaatst de lezer telkens op het verkeerde been. Is de kritiek op de samenleving, de universiteit, de studenten … alleen de mening van de fictieve Sebastiaan Graaff of wordt ze ook gedeeld door de professor en de auteur genaamd Etienne van Heerden? Aan wie kunnen de standpunten over de aard van het literaire werk, de Zuid-Afrikaanse maatschappij, de technologische revolutie, globalisering … toegeschreven worden? Door deze grijze zones wordt voortreffelijk geïllustreerd dat een roman een onontwarbaar kluwen is van werkelijkheid en verbeelding. Dat blijkt ook uit de barokke schrijfstijl van de auteur. De taal wordt opgesmukt tot een ‘literair’ niveau. De volzin wordt in ere hersteld; de beschrijvingen en karakteriseringen hebben een zwierige elegantie en een treffend beeldend vermogen. Hiermee wordt nadrukkelijk afstand genomen van de turbo-taal die in de nieuwe media en door ‘die Ier’ gehanteerd wordt.

Asbesmiddag is een complexe en rijke roman. Het tragische en het komische, het verhevene en het banale, het schone en het lelijke krijgen er hun plaats in. Er is niet alleen aandacht voor de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in het nieuwe Zuid-Afrika, de technologische evolutie en de toenemende commercialisering op alle vlakken van de maatschappij maar ook voor de krachten die het individu maken tot wat hij is: zijn jeugd, zijn ouders, zijn leefwereld, zijn volk, zijn land, zijn talenten en gebreken.

Asbesmiddag is uiteindelijk veel meer dan een roman over het schrijverschap. In de problematiek van het schrijverschap, wordt de uitdaging van elk individu weergegeven om op een zinvolle manier te reflecteren over en zich te positioneren in zijn leefwereld.

Lang leve het verhaal

In Zuid-Afrika is het verhaal nog lang geen stille dood gestorven zoals dat in de Nederlandse literatuur wel het geval lijkt te zijn. De prozaproductie van het afgelopen jaar valt op door het aantal verschenen verhalenbundels.

Sommige van de twaalf verhalen uit de bundel Polaroid van Tom Dreyer spelen zich in zijn natuurlijke biotoop af: het noorden van de Kaapprovincie waar de dorpjes klein zijn en het leven dat de mensen er leiden even verschrompeld, dor en eentonig als de omgeving waarin ze wonen. Ook in deze verhalenbundel trekt Tom Dreyer de thematische lijn van zijn vorige boeken door: zijn hoofdpersonages zijn kleine mensen die zich niet bij hun lot willen neerleggen, die dromen van een ander en beter leven maar die zich steeds tegen de realiteit te pletter lopen. Het motto genomen uit het verhaal ‘Polaroid’ geeft dat overduidelijk aan: “Maar dalk moet ons vergeet van die sterre. Dalk is dit hier onder op aarde maar net ons”. Geluk en liefde vinden is onmogelijk. De mens geeft zich echter niet zomaar gewonnen wat aan zijn streven niet alleen een pathetisch maar ook een heldhaftig karakter geeft.

De personages en situaties worden dikwijls uitvergroot tot in het absurde. De verhalen krijgen daardoor een surrealistisch aura. Tom Dreyer schrijft geen klein-realistische verhalen maar fantasierijke verbeeldingsvluchten. De verhalen van Dreyer baden niet in een sfeer van somberheid. Humor is nooit ver weg. Polaroid is een waardevolle toevoeging tot het oeuvre van een interessant maar toch iet of wat eendimensionaal schrijver.

Newelig is de derde verhalenbundel van George Weideman, een schrijver die van vele, zoniet alle literaire markten thuis is. Naast verhalen schrijft hij ook romans, poëzie en drama’s. De verhaalwereld van Weideman is bevolkt met gewone mensen. De situaties waarin ze uitgebeeld worden hebben een bijzonder divers karakter: soms gaat het om plattelandse spookverhalen of om humoristische anekdotes, dan weer om historische vertellingen, of schrijnende verhalen over mishandeling en onderdrukking. Dikwijls roept Weideman een voorbije wereld op, aan de ene kant naïever en onschuldiger dan de huidige maar aan de andere ook rauwer en meedogenlozer.

Uit deze verhalen blijkt hoe verbijsterend het leven is. Geluk is de mens niet beschoren. Het leven is een tragedie die af en toe door een komisch voorval opgevrolijkt wordt. Weideman schrijft met deernis over de mens die het slachtoffer is van zijn eigen tekorten of van zijn medemens.

Die wind staan oos van E. Kotze is een bundel Westkustverhalen. Kotze schrijft een vorm van streekliteratuur. Haar verhalen en personages zijn geworteld in het barre landschap en de meedogenloze natuur van de Westkust. Het is een streek waar overleven tot een kunst wordt. De natuur en het klimaat zijn er meedogenloos, de mensen die er wonen primitief en primair. Niet voor niets draagt een verhaal de titel 'De aardappeleters'. In deze woeste omgeving wordt alles tot de essentie herleid. Menselijke verhoudingen zijn er even stug als de natuur. Het leven staat in het teken van primitieve driften, van de drang om te overleven maar ook van lijdzaamheid en berusting.

Het landschap en de harde natuur spelen in deze verhalen de hoofdrol. Het landschap boetseert de mens tot wat hij is. Het is immers een wereld waarin de mens tot zijn ware proporties herleid en van alle illusies gestroopt wordt. Terzelfder tijd geeft Kotze aan dat dit type bestaan, deze leefwereld aan het verdwijnen is. Vandaar de nostalgische sfeer die over een aantal van de verhalen hangt. E. Kotze is een verhaalschrijfster pur sang.

Kouefront is de tweede verhalenbundel van Emile Joubert. De bundel bevat tien verhalen die telkens een andere invalshoek hebben. Ze spelen zich af in Zuid-Afrika, Frankrijk en de Verenigde Staten. Ze bestrijken de periode van het eind van de 17e eeuw tot het heden. Met de setting en het tijdskader verschillen ook de thema’s erg sterk. De meeste verhalen beginnen realistisch genoeg maar kennen dikwijls een magisch-realistisch of surrealistisch verloop of einde. Sommige verhalen verlopen echter uiterst voorspelbaar. Het beste verhaal is het titelverhaal waarin de auteur er voortreffelijk in slaagt om realiteit te laten overgaan in symboliek waardoor het verhaal uitgroeit tot een navrante bespiegeling over de plaats van de blanke in Zuid-Afrika. Emile Joubert bezondigt zich aan effectbejag ten koste van subtiliteit en complexiteit.

’n Vreemdeling op deurtog van Hennie Aucamp is een bonte verzameling verhalen, mijmeringen, essays en anekdotes waarvan sommige reeds eerder verschenen zijn. Deze bundel is een ongeïnspireerd allegaartje. De verhalen, anekdotes en persoonlijke herinneringen hebben erg weinig om het lijf. De schrijver koketteert met zijn kennis, zijn wijsheid, zijn vrienden en met zijn seksuele geaardheid. Hij plaatst zichzelf op een voetstuk – hij schroomt er niet voor om zichzelf aan te halen – en wordt daardoor tot een poseur. Het omhulsel moet voor het gebrek aan inhoud vergoeden.

De Afrikaanse literatuur heeft in 2007 geen grote verrassingen opgeleverd. Toch zijn er nogal wat interessante romans en verhalenbundels verschenen. Een aantal gevestigde auteurs bevestigt met sterk werk. Opvallend zijn het grote aantal publicaties van debutanten. Voor enkelen van hen lijkt een mooie literaire carrière in het verschiet te liggen.

Publiseer: Februarie 2009

 

© Catharina Loader 2001